Adriaan van Dis: IK BEN EEN WANHOPIG OPTIMIST

De Nicolaaskerk was tot de laatste zitplaats gevuld omdat de Culturele Raad en de Bibliotheek Adriaan van Dis hadden uitgenodigd. 'Van Dis uitverkocht', kopte de Ommelander Courant eerder die dag. De enkeling die de gok waagde en toch zonder toegangskaart naar Oldenzijl kwam, had geluk: hier en daar bleek nog een kaartje over van een thuisblijver.

Met zichtbaar genoegen betrad Adriaan van Dis de preekstoel en sloot hij het deurtje van de kansel met een ferme klik. "Ik kom uit een geslacht van hoeren en dominees", sprak hij het publiek toe met opgeheven armen, "wat mooi dat ik hier sta." Dat was direct een bruggetje naar zijn jeugd. Naar zijn moeder, die op haar tweeëntwintigste naar Indonesië vertrok, getrouwd met een zeer donkere man. "Zij ging over de kleurlijn", vertelde Van Dis. Ze werd door de blanken met argwaan bekeken, maar ook door de donkere familie. Ze hoorde nergens bij. Hij hoorde nergens bij. Dat heeft bij hem een nog steeds voortdurende fascinatie opgeroepen. "Ik wilde bij een kleur horen, wilde horen bij de verhalen van mijn vader, bij de liedjes van mijn jeugd." Later las hij bij toeval een gedicht in het Zuid-Afrikaans waarin het ook over die kleurlijn ging. Hij vond het prachtig, raadselachtig en besloot Zuid-Afrikaans te gaan studeren. Dat gaf hem toegang tot een ander continent. Maar bij de esthetiek, de schoonheid van de taal, kwam ook de ethiek om de hoek kijken. Het was immers dezelfde taal die mensen hun rechten ontzegde. In Parijs kwam hij in aanraking met het Zuid-Afrikaanse verzet. "Dat klinkt spannender dan het was, ik was vooral erg goed in het namaken van stempels", relativeerde hij met de nodige zelfspot. "Maar ik wilde reizen. Couperus brengt je ver, maar niet ver genoeg."

Over zijn reizen schreef hij verschillende boeken. In zijn voorlaatste boek Tikkop, waaruit hij enige fragmenten voorlas, beschrijft hij hoe de hoofdpersoon teruggaat naar Zuid-Afrika om te kijken wat er van de dromen terecht gekomen is. Ondanks al zijn inspanningen, ondanks alle hunkering naar veranderingen, komt hij toch weer in een witte wereld terecht en blijkt het haast onmogelijk de vermenging te vinden. "Je wordt witter dan je wilt zijn", was Van Dis' wrange constatering. Datzelfde overkwam hem in Parijs. Wat in Zuid-Afrika inmiddels niet meer gebeurt, gebeurt nu in Parijs "Weinig mensen beseffen dat Parijs de grootste Afrikaanse stad is buiten Afrika. Maar," was zijn slotconclusie, "misschien moeten we allemaal wel vreemdelingen worden. Als iedereen een vreemdeling is, is uiteindelijk niemand meer een vreemdeling."

Het publiek verplaatste zich vervolgens naar het dorpshuis waar boeken konden worden gekocht, die men door Van Dis kon laten signeren. En er was gelegenheid tot het stellen van vragen. Die kwamen ook. Over de thematiek van Van Dis, over de rol van China in Indonesië, over de rol van het blanke deel van de wereldbevolking die slechts 9% uitmaakt van het totaal, maar doet alsof de hele wereld wit is. En tot slot over de toekomst van Zuid-Afrika. "Die is niet aan ons," zei Van Dis. "Mensen ontwikkelen zichzelf. Niet iedereen heeft dezelfde opvattingen over bijvoorbeeld democratie. Ons past bescheidenheid. Somber ben ik niet, maar zorgen heb ik wel. Ik ben een wanhopig optimist."

 

terug naar overzicht